www.facebook.com/gercoaertsmusic
duizendpoot
Gerco Aerts is een geroutineerd bassist die veel in rootskringen verkeert: hij speelde bijvoorbeeld mee op Wouter Planteijdt’s ‘Bullhorn’ en ‘Bulhorn II en is ook vaak bij BJ Baartmans te vinden.
Op dit eerste album onder eigen naam is hij echter de spil: in tien door hem geschreven songs speelt hij elektrische en akoestische bas en keyboards en zingt hij koortjes, terwijl hij ook hier een ritmeduo vormt met Mischa Porte.
Aerts heeft een goed gevoel voor melodieën die makkelijk in gehoor liggen, maar vaak door onverwachte, jazzy blazers worden verdiept. Zo verleiden Aerts en Porte je vanaf
opener ‘Bow Down to The Hoodoo Man’ met een wijs die voort kabbelt door zijn op strijkers lijkende keyboards en de dromerige zang van Reed Pittman. De droge swing van Aerts, Porte en gitarist Thijs Elzinga wordt na diens al jazzy solo echter verrijkt met tweede laconieke blazers: tenorist Efraim Trujilo en trombonist Frans Cornelissen.
Ook in uptemposongs als ‘Helping Hand’ weet Aerts wat hij wil, hoewel de musici hun partijen op verschillende tijdstippen in verschillende studio’s inspeelden: hij bouwt het nummer laag voor laag op achter de zang van Eva Wijnbergen met Trujilo en Cornelissen als bekroning.
Aerts’ kent zijn klassiekers, want ‘Dance’ gaat over de eerste schooldag van zijn kind, maar verwijst muzikaal op een intelligente manier naar Leonard Cohen’s ‘Dance me To The End Of Love’ door de melodie, zijn akoestische bas en de duozang van Max Helgemo en Rachel Hambridge.
In drie songs speelt steelgitarist Dakota Holden bovendien mee, zo zijn rootsliefde benadrukkend.
Zo kan Aerts als bandleider duidelijk op eigen benen staan, al is bevorderen negen verschillende zangers en zangeressen de herkenbaarheid niet.
***1/2
recensie geschreven voor Heaven 150, mei-juni 2024/no. 3