Overdonderend debuut.
Op zanger-gitarist Lincoln Durham’s eerste cd staan elf songs. Het is makkelijk die te categoriseren als blues, maar dan doe je Durham te kort. Invloeden van country-blues zijn wel overduidelijk door zijn verschillende, vaak oude gitaren, maar zijn vaak hoekig swingende, logisch afgeronde melodieën mengen er een forse scheut singer-songwriter doorheen.
Dat is een heel eind verwijderd van de Texas State Youth Fiddle Championschip, die hij won toen hij tien was.
Durham laat zich slechts begeleiden door verschillende tweede gitaristen, onder wie producer Ray Wylie Hubbard, terwijl drummer Rick Richards de nummers ferm bijeen houdt.
Dat zorgt voor een intrigerende combinatie: Durhams gitaren staan door het contrast met de drums centraal in de muziek, juist doordat hij semi-akoestisch of slide speelt met veel echo. Het levert in acht songs een even ruimtelijk als rijk geluid op met veel ruimte voor sfeer. Slechts drie keer speelt hij traditionele elektrische gitaar, waardoor een voller, compacter geluid ontstaat.
Dat geluidsbeeld zorgt ervoor dat Durhams’ teksten de volle aandacht krijgen. Die zitten vol klassieke, allegorische symbolen, maar groeien door zijn bezeten vocalen uit tot een hoogst persoonlijke geheimtaal. Hij kan niet alleen zingen, maar klinkt ook van begin tot eind emotioneel.
Durham trekt al een aantal jaren van zaal naar zaal en heeft tijdens die optredens zijn songs bijgeslepen tot wat die nu zijn: even onvoorspelbaar als logisch uitwaaierende songs die tot luisteren dwingen.
****