Meesterproef.
Findlay noemde deze derde cd zijn debuut, doordat hij zijn jazz met meer rhythm ’n’ blues en funk mengt dan op Fraser’s Dream en Manna.
Zijn doordachte melodieën zitten vol onverwachte tempowisselingen, afgemeten funkende ritmes en felle gitaren. Soms versmelten die genres, soms schuren ze indringend over elkaar heen. Hij zingt emotioneel op groovende bluesriffs en dwarse southern rock, gelijke delen Steely Dan, Little Feat en New Orlans-funk toevoegend. Het lijkt alsof hij die laat pruttelen op een spaarbrander.
Zo ontstaan doordachte rootsy songs, die even dwars zijn als harmonieus. Zijn nieuwsgierig makende intro’s zetten direct de toon en hij houdt zijn songs aangenaam kort. Ze zijn dan ook opvallend catchy ondanks hun rijke melodieën.
Verbindende elementen zijn Findlay’s orgel en gitaar, waarop hij soleert met een opvallend smachtende toon. Zijn solo’s zijn bovendien even intens als kort, want hij verliest zich nooit in oeverloze virtuositeit.
Findlay voelt zich zijn hele cd thuis in het Amerikaanse zuiden, in Way down in the cold’s ingehoude swing net zo als in de felle, afgemeten blues-jazz van High water, een kritisch eerbetoon aan New Orleans. Muzikaal overziet deze Canadees zo het beloofde land waar hij nog nooit een voet zette.
Dat deze bovengemiddeld getalenteerde doe-het-zelver bovendien alle instrumenten bespeelde in elf van de twaalf songs en zijn cd ook produceerde, bewijst eens te meer dat hij weet waar hij heen wil. Dat hij al 2006 uitkwam in eigen beheer, doet daar niets aan af. Binnenkort brengt hij namelijk zijn vierde uit.
****