Stijlvolle klasse.
Op Gerrit de Boers tweede cd als singer-songwriter staan elf eigen songs. Die nam hij in eigen beheer op met drummer Ben Bakker, bassist Constantijn van der Heijden, accordeonist Boris Nauta en de veel nummers inkleurende trompettist Gerben Klein Willink.
Vanaf de eerste maten is echter duidelijk dat zanger-gitarist de centrale man is in even swingende als rootsy songs. Daarin zijn inderdaad invloeden te horen van zijn favorieten JJ Cale en Ry Cooder. Keb Mo en Otis Taylor leverden De Boer een gevoel voor blues, maar ook het talent van de eerste voor een afgeronde melodie is hoorbaar aan hem besteed.
In dit rijtje hoort ook Manu Chao, wiens invloed enkele keren duidelijk is. Dat is overigens niet verwonderlijk voor de man die ooit lid was van de vooral door ritmische akoestische gitaren bepaalde jazzgroep Jamesz.
Ook nu kiest De Boer vaker voor slag- dan voor sologitaar, al speelt hij ook melodieuze, weemoedig klinkende solo’s op dobro en slide. Toch staan ook die in het teken van de nummers, net als de rest van de vaak gelaagde, sfeervolle muziek en De Boers laconieke, iets schorre en emotionele zang.
Hij zingt over een keur aan onderwerpen: het aarzelende contact met een buurvrouw, de liefde voor zijn kind, het ontsnappen op de fiets, de buurt van zijn jeugd en een moeder in Afrika de touwtjes met moeite aan elkaar knoopt. Zo blijkt deze tot americana bekeerde Groninger een muzikale wereldburger.
***1/2