Neil Young heeft misschien geen hekel aan zijn fans, hij heeft in ieder geval heel lang een hekel gehad aan de verwáchtingen van zijn fans. In de jaren zeventig noemde hij zichzelf al spottend een ‘dinosaurus van de rockmuziek’.

Hij verrast vriend en vijand dan ook nog altijd regelmatig met muziek die ze niet achter hem hadden gezocht en ook liever niet ongevraagd achter hem hadden willen vinden.

De laatste jaren heeft hij weliswaar een zeker evenwicht gevonden, maar dat bestaat uit twee tegengestelde, van elkaar gescheiden helften: min of meer pure country en gruizige gitaarrock.

Op zijn nieuwe Psychedelic pill lijkt hij die twee kanten althans in sommige songs weer te verzoenen, hoewel de elektrische op een heel herkenbare, weemoedig makende manier overheerst.

Psychedelic pill krijgt dan ook overal positieve recensies van de vaak wat oudere critici en Neil Young & Crazy Horse worden als gevolg daarvan weer op hun voetstuk gehesen op een manier die doet vermoeden dat Young de afgelopen jaren geen enkele slechte of minstens mediocre cd heeft uitgebracht.

Young verleidt NPR’s Ann Powers figuurlijk tot een liefdesverklaring aan hem en andere dinosaurussen van de pop.

Ze schrijft zoals altijd met liefde en inlevingsvermogen en breekt meer dan een lans voor de nog altijd rondtoerende rockers van weleer, hoewel ze daarbij verrassende keuzes maakt. Wat doen Rogers Waters, Roger Daltrey en Pete Townsend bijvoorbeeld in haar rijtje?

En passant krijgen de jeugd van tegenwoordig in haar algemeenheid, de (Amerikaanse) radiowereld en de hoge ticketprijzen nog een draai om de oren:www.npr.org/blogs/therecord/2012/11/01/164093060/go-see-the-old-guys