Het duikt vaak op de laatste jaren, mijn favoriete, voorheen te vaak genegeerde woord. Het zijn echter vreemde situaties waarin het terecht komt, alsof mijn woord verdwaald is, of beter gezegd: ontvoerd.
In thuisland Amerika leed het een kwijnend bestaan. Hoewel op zichzelf levenslustig genoeg, was de betekenis ook daar maar lokaal bekend. Toen nam de Amerikaanse pers het gretig op in haar kolommen, het behandelend als een kinderarbeider. Vanaf dat moment spatte het verleidelijke woord van de pagina’s bij modereportages. Het moest felle, vaak heftig vloekende kleurcombinaties beschrijven, mijn elegante woord, of erger nog: modieuze zonnebrillen of schreeuwend dure en bovendien foeilelijke damestasjes.
Ook werd mijn sensuele woord op de showpagina’s misbruikt om het gedrag van zekere tot sterren gebombardeerde showbizztypes te beschrijven. Het waren zonder uitzondering vrouwen met als grootste kwaliteit de vastbeslotenheid hun eigen vlees net zo lang in de aanbieding te doen als nodig was om ook door de paperazzi opgepikt te worden.
Dat op zich zo betoverende woord is nu ook naar ons land overgewaaid, maar ook hier wordt het tegen zijn zin ingezet. Mijn liefste woord voelt zich in díe zinnen dan ook zichtbaar niet thuis, verdwaald in een kille wereld vol berekening en haast. Het verdedigt zich niet, daar heeft het geen zin in, en schijnbaar onaangedaan staat het tussen andere woorden, dromerig wachtend op betere tijden. Die gaan komen, mijn lome woord weet het zeker: op een dag herkent iedereen opeens vol verbazing zijn betekenis. Dan zal het in ere worden hersteld in New York en in Amsterdam.
Zelfs in de muziek lijdt het een kwijnend bestaan, althans in de meeste cd-bakken, want met die muziek zelf gaat het goed: het vindt het misschien ook wel goed zo, mijn enigszins luie woord. Het heeft nu eenmaal moeite met in de maat lopen en wil altijd een eigen, onverwacht ritme aanhouden, soepel swingend en zichzelf genoeg: funky.
Gepubliceerd in popmagazine Heaven, september-oktober 2005, no. 39/no. 5