Of de kleinzoon van bandleader en componist Duke Ellington ook muzikaal is vertelt het verhaal niet.
Wel probeerde Paul Ellington als erfgenaam van de inkomsten van zijn grotvader die nog wat te veergroten. Hij vond namelijk dat EMI Music hem te kort deed.
Die muziekuitgever verdeelt namelijk de opbrengsten van Duke Ellington’s muziek netjes in twee helften, maar pas nadat EMI’s buitenlandse dochtermaatschappijen diezelfde inkomsten al een keer hebben afgeroomd.
Vroeger was dat zeker logisch, want toen waren die muziekuitgevers buiten de VS zelfstandig, maar ze zijn inmiddels al weer heel lang eigendom van EMI. Paul Ellington vond dan ook, dat EMI daarmee het met zijn grootvader gesloten contract overtrad: daarin was immers sprake van vijftig procent van de opbrengt voor beide partijen.
In hoger beroep oordeelde de rechter nu, dat EMI en zijn dochtermaatschappijen daartoe gerechtigd zijn volgens het uit 1961 contract. Het gaat daarbij om de in het contract gebruikte term ‘foreign publication’ .Die betekent volgens de rechter maar een ding: publicatie in het buitenland en daarvan is inderdaad sprake.
Eerder had Paul Ellington in 2011 dezelfde zaak al aangespannen bij een lagere rechter en ook daar had hij nul op het rekest gekregen. Dat is jammer voor hem, want met klassiekers It don’t mean a thing if it ain’t got that swing en Mood indigo ging het om honderdduizenden dollars per jaar.