Hoe ouder, hoe bluesier.
Doug Macleod maakt al cd’s sinds 1984 en toerde recent nog uitgebreid door Engeland, Duitsland, Oostenrijk en Nederland. Het geeft aan hoe succesvol hij in feite is, al blijft dat voor velen totaal onopgemerkt.
Dat is onterecht, want op zijn twaalfde cd bewijst hij nog maar eens de kracht van zijn songs. MacLeod combineert daarin countryblues met folk, maar speelt ook een aantal keren vroege rock ‘n’ roll in de oervariant met slechts drums en akoestische bas. Ook in de overige nummers echter spelen vaste bassist Denny Croy en de teruggekeerde drummer Steve Mugalian een sfeerbepalende rol met puntig spel in een ruimtelijke productie.
MacLeod bespeelt in twaalf nummers een op technisch indrukwekkende wijze een grote hoeveelheid verschillende gitaren, maar doet dat steevast in dienst van de song: swingend in up-temponummers, zangerig melancholiek in ballads. Daarnaast beschikt hij over een stem waarmee hij smartelijk uithaalt, maar ook kan fluisteren. Bovendien timet hij opvallend ritmisch. Hoe compleet hij als zanger is, valt extra op in de twee nummers met een vrouwelijke achtergrondzangeres: het overdreven klinkend gejubel neemt de intensiteit weg die MacLeod’s stem solo als vanzelfsprekend oproept.
MacLeod doet in zijn teksten verslag van bepalende gebeurtenissen in zijn leven, erop terugkijkend als een wijzer, maar nog steeds humoristisch man. In het boekje licht hij elk nummer toe, terwijl hij ook nog gitaar en stemming noemt. Zo wordt de cd een voorbeeldige cursus akoestische blues voor hart en hoofd.
***1/2