Glyn Johns was al een gerenommeerd producer en engineer, toen hij in 1969 werd gevraagd als engineer te werken aan de opnamen voor Let it be van de Beatles.

Hij nam uiteraard aan, dat dat onder leiding van vaste Beatles-producer George Martin zou zijn en ging dus op het aanbod in.

Toen hij eenmaal begon, bleek dat Martin niet langer betrokken was bij de opnamen: hij was de ruzies van de Beatles beu.

In een interview met de New York Times vertelt Johns, dat hij teleurgesteld was met het feit dat de andere drie Beatles John Lennon Phil Spector lieten inschakelen en nog erger teleurgesteld door de resultaten van die bemoeienis.
Johns stelt, dat het uiteindelijke resultaat niets met de muziek van de Beatles te maken heeft en noemt het een ‘verzameling rotzooi’. Johns gebruikt de krasse metafoor, dat Spector over de opnamen heen heeft gekotst en noem het album ‘belachelijk, wansmakelijk stroperig’.

Volgens Johns was het de aanvankelijke bedoeling iets als de Basement tapes af te leveren, de onopgesmukte opnamen van Bob Dyland met The Band.

Toch noemt Johns het werken met de Beatles ‘compleet verbijsterend’. Ook zegt hij ze van te voren niet goed te hebben gekend: net als iedereen beschouwde hij ze als geweldenaren.

Eerdere berichten over Glyn Johns en over zijn recente biografie Sound man vind je in de categorie Nieuws.