Loose Music LC 29668
Botsende delen.
Op de publiciteitsfoto’s voor Jim White’s zevende studioalbum staat de inmiddels zestig geworden singer-songwriter erbij als een slanke, grijze en afstandelijke heer in beschaafd denim.
Dat is nog maar een van White’s paradoxen: hij doet immers al twintig jaar op een uiterst persoonlijke manier verslag van zijn complexen, angsten en liefdes. Hij is in veel teksten ook deze keer hoogst autobiografisch, al verpakt hij die bekentenissen traditiegetrouw in sprookjesachtige, wrede verhalen vol volstrekt particuliere beelden en is de muziek in die voor hem karakteristieke songs gelaagd en bedrieglijk lieflijk.
White staat net als op Take it Like a Man (2014) echter hoorbaar open voor de uptempo-invloeden van zijn begeleiders. Op die onverwacht en drastisch afwijkende voorganger was dat de op bier en bluegrass lopende, uitbundig fingerpickende en fiddelende Packway Handle Band. Nu is dat het al even traditionele Hog Eyed Man, al laat White behalve bluegrass ook Afrikaanse invloeden toe in Playing Guitars. Ook nam hij een vrolijke uptempoversie van zijn eigen Long, Long Day (‘Transnormal Skiperoo’) op.
White is zo veelzijdiger dan op zijn eerste vijf albums, hoewel deze elf songs hooguit een verbrokkeld mozaïek vormen: absurde verhalende nummers, liefdessongs en vier flauw-humoristische nummers volgens elkaar op zonder in elkaar over te vloeien. Wel staan de Pinkstergemeente, God, liefdesverdriet en verlatingsangst weer centraal in zijn teksten, net als zijn inmiddels zeventien jaar oude dochter.
Zo bleef veel hetzelfde, al wordt White helaas muzikaal steeds minder eenkennig.
***
geschreven voor popmagazine Heaven en gepubliceerd in de extra Rootsfolk recensies bij Heaven 6 2017 op www.facebook.com/HEAVENpopmagazine