Onverwacht heeft David Byrne het boetekleed aangetrokken met betrekking tot zijn nieuwe album ‘American Utopia’.
In een verklaring zegt hij er spijt van te hebben op die plaat niet met vrouwen te hebben samengewerkt.
Hij bedankt onder meer degenen die via de sociale media zijn aandacht vestigden op dat feit. Dat betekent veel voor hem, zo voegt hij daaraan toe. Hij noemt de ondervertegenwoordiging van vrouwen een probleem dat wijdverspreid is in de muziekindustrie.
Het spijt hem dan ook geen vrouwen te hebben ingehuurd voor de opnamen van ‘American Utopia’ en niet met hen te hebben samengewerkt. Hij schrijft dat hij zo niet is en ook niet overeenstemt met hoe hij in het verleden heeft gewerkt.
Byrne geeft toe ‘nalatig’ te zijn geweest en schrijft blij te zijn in een tijd te leven dat deze discussie wordt gevoerd. Hij vindt het moeilijk te beseffen dat hoe hard hij ook probeert de wereld in de richting te duwen waarvan hij denkt dat het de juiste is, hij onderdeel van het probleem is.
Hij besluit met de conclusie dat hij zichzelf nooit heeft beschouwd als een van ‘die mannen’, maar dat hij dat tot op zekere hoogte wel is. De aan zijn adres gemaakte opmerkingen beschouwt hij als een correctie, waarvoor hij de schrijvers ervan bedankt.
Uiteraard is dit een verlengde van de discussie die ontstond toen Neil Portnow, de voorzitter van de organisatie die de Grammy’s uitreikt, uitlatingen deed over het gebrek aan genomineerde vrouwen. Portnow zei dat creatieve vrouwen beter hun best moesten doen, omdat hij dacht datz e welkom zouden zijn. Hij zei persoonlijk geen ervaring te hebben met de ‘stenen muren’ waar vrouwen doorheen moesten breken, maar vond dat het de taak was van de muziekindustrie ze duidelijk te maken dat ze welkom waren en de mogelijkheden te creëren voor iedereen die creatief wilde zijn.
Daarmee deed hij in ieder geval een heleboel vrouwen onrecht die zich allang hebben bewezen, maar de storm van kritiek die opstak, was ook wel weer heel eigentijds: ongecontroleerd en ongefilterd.
Nu dachten wij altijd, dat het Byrne en anderen vrij staat samen te werken met wie je wilt en dat je die keuzes maakt op grond van wat je van de inbreng van die mensen verwacht en niet op grond van hun geslacht, seksuele voorkeur, godsdienst, levensovertuiging, politieke voorkeur of voorkeur voor muesli of cruesli…..
Hij gaat echter zo diep door het stof, dat het lijkt op een typisch voorbeeld van superieure ironie, maar dan is die zo vakkundig vormgegeven, dat het verschil tussen spot en ernst niet langer waarneembaar is.
Zou de tegendraadse Byrne zo dan toch buigen voor de tijdgeest of wil hij ons een spiegel voorhouden?
Misschien is het interessanter dit interview met hem te lezen:
A Conversation With David Byrne About His First Solo Album In 14 Years, ‘American Utopia’
‘American Utopia’ komt in ieder geval op 9 maart a.s. uit.