Neil Young heeft laten doorschemeren dat binnen afzienbare tijd ‘Johnny’s Island’ zal uitkomen.
Dat is volgens Young een ‘mooi’ album dat hij in 1982 in Honolulu, Hawaii, opnam met een stel muzikale vrienden vlak voordat ze op tournee gingen door Europa.
Hij noemde die band in onnavolgbare, melige traditie ‘The Royal Pinesapples’. Daar in zaten drummer Ralph Molina, Buffalo Springfield-bassist Bruce Palmer, gitarist Nils Lofgren, pedal steel-gitarist Ben Keith en Manassas-percussionist Joe Lala.
De meeste songs werden nooit uitgebracht, al kwamen ‘Like an Inca’, ‘Hold on to your love’ en ‘Little thing called love’ datzelfde jaar nog terecht op het experimenteel getinte album ‘Trans’.
Songs als ‘Big Pearl, ‘Island in the sun’ en ‘Love hotel’ werden echter nooit uitgebracht, volgens Young doordat manager David Geffen de release van ‘Johhny’s Island’ tegenhield.
Geffen had Young weliswaar volledige artistieke vrijheid beloofd toen hij hem onder contract nam voor zijn nieuwe label Geffen Records en vond de songs wel aardig, maar wilde ze niet uitbrengen, doordat er volgens hem meer in zat.
Ironisch genoeg waren de release van ‘Trans’, het door David Geffen op dat moment geweigerde ‘Old ways’ en het vol met rockabilly-covers staande ‘Everybody’s rocking’ voor hem reden om Neil Young voor de rechter te slepen voor het maken van muziek die niet karakteristiek voor hem was. Daarop eiste Young dan weer 21 miljoen dollar schadevergoeding op basis van de in zijn platencontract vermeld artistieke vrijheid.
Eerder berichten over Neil Young vind je in de categorie Nieuws en Dossier Politiek en popmuziek. De recensie van ‘Colorado’ vind je in de categorie recensies rock en die van ‘Homegrown’ onder recensies singer-songwriter.