www.michaelwardmusic.com
uit de dode hoek
Het eerste nummer van de acht die zanger-gitarist Michael Ward op zijn vijfde album zette, spat vanaf de eerste maat uit de speakers. Na een korte roffel jankt de leadgitaar in het intro al boven verleidende blazers uit, waarna Ward in drie coupletten zijn boosheid uitspuwt over de leugenachtigheid die de laatste jaren de standaard is geworden in de VS. Daarbij zoomt hij langzaam maar zeker in op Donald Trump zonder hem bij naam te noemen.
Of zijn band hem voortjaagt of hij die op sleeptouw neemt, is onduidelijk, maar dat hij de goede musici heeft voor zijn even virtuoze als vileine opener is dat wel: drummer Prairie Prince, bassist Jeff Cleland, percussionist Fernando de Sanjines en dumbek-speelster Pamela Parker combineren invloeden uit rhythm ‘n’ blues, rock en wereldmuziek tot een dwars swingend ritme. Daaroverheen soleren gitaristen Paul Robinson en Chris van Sneidern even fel als melodieus, achternagezeten door drie achtergrondzangeressen en vooral door de uitzinnig solerende saxofonist Richard Howell.
Het is de opmaat voor een album waarop Ward zijn vaderland de maat neemt in metaforen vol woede en bezorgdheid. Toch ontaardt dat niet in een college retorica of politicologie, want Ward schreef nummers met even aanstekelijke als onverwachte ritmes en liet ruimte voor getergde, explosieve solo’s. Het is de inbreng van muzikanten van wie de meeste al zo’n twintig jaar met hem samenspelen, plus gastgitaristen als Drew Zingg en Joe Satriani.
Op dit album zijn inhoud en vorm een in hun gelaagdheid en dat bewijst onbedoeld dat het goed dansen is op de rand van de vulkaan.
****