a Plume book – ISBN 978-0-14-218032-7
In dit boek beschrijft Bettye LaVette haar wordingsgeschiedenis tot de zangeres zoals wij haar kennen in haar eigen woorden, al tekende David Ritz die op. Dat is niet zo gek, want LaVette schrijft eigenlijk nooit een song, maar interpreteert die van anderen op zo’n manier dat ze van haar worden.
Ze werd uiteindelijk toch nog bekend door haar rauwe zang, die bijtend en doorleefd is, maar ook teder en vol mededogen: op het eerste gezicht een perfecte paradox, net als LaVette zelf.
Misschien juist daardoor heeft het haar tientallen jaren gekost haar naam tot handelsmerk te verheffen. Van die strijd is dit boek het verslag in vaak korte, kale én krachtige zinnen die haar zangstijl echoën.
Betty Jo Haskins is zo echt als maar kan zijn, al leende ze haar achternaam LaVette van een vrouw die voor haar een voorbeeld was van stijl, klasse en een zelfbewuste, vrije seksuele moraal.
Haar leven stond dan ook tientallen jaren in het teken van het hartstochtelijk veroveren van letterlijk de ene man na de andere, wat ook betekende dat ze haar vorige verovering dumpte, ook als ze met hem getrouwd was. Het stond ook in het teken van eindeloze hoeveelheden met enthousiasme gebruikte drugs én van de ene gemiste kans na de andere: producers die haar een hit beloofden die niet kwam, een heel album dat op het laatste moment toch werd afgeblazen en platenbazen die haar geweldig vonden maar niet terugbelden.
LaVette’s bestaan werd echter ondanks alle gemiste kansen vooral bepaald door haar bezetenheid voor zingen, zozeer zelfs dat ze haar dochter liet opvoeden door haar moeder en haar zus. Een liefhebbende ouder was ze dan ook niet, want ze was altijd op weg naar het volgende optreden in een verlopen club, naar de volgende platendeal die wél artistiek succes zou opleveren en dus ook eindelijk genoeg geld om van te leven, of naar haar volgende vent, die trouwens vaak tegelijk drugsdealer en souteneur was.
Ze beschrijft zo ze zonder reserves de lange, kronkelende weg die ze aflegde naar uiteindelijk toevallig gevonden succes, waarbij een Nederlands label nog een cruciale rol speelde, en hoe ze dat succes wist te bestendigen doordat het label ANTI- haar wél centraal stelde. Dat doet ze in hoofdstukken die b.v. ‘Drink’, ‘Groupies who sing’ of ‘The institute for sexual intercourse’ heten.
Tegelijkertijd is het opvallend, dat ondanks haar bijna maniakale muzikale bezetenheid haar muziekkénnis destijds grote gaten vertoonde: zo had ze nog nooit van Ry Cooder gehoord toen hij werd voorgesteld als producer van haar volgende album, hoewel dat na het uitkomen van zijn album met de Bueno Vista Social Club was, en ontging haar ook de woordspeling in het voorstel voor de albumtitel ‘Bettye’s banquet’, al werd die veranderd in ‘Interpretations: the British rock songbook’.
Dit alles en nog meer beschrijft LaVette in staccatozinnen en met zelfspot, hoewel ze zichzelf in haar streven naar erkenning altijd op een monomane manier serieus genomen heeft.
Dat moet ook wel, want ze heeft genoeg tegenslagen ondervonden om er tussentijds meer dan eens de brui aan te geven. Hoe en waarom ze dat niet deed, blijkt uit en te na uit haar memoires, al zijn die nog niet af: LaVette gaat ongetwijfeld door met zingen tot haar laatste snik. Daarover laat dit boek geen enkele twijfel bestaan.