5051083184618
eredienst
Hoewel Sarah McCoy’s tweede album al uitkwam in januari van dit jaar, werd het blijkbaar alleen in Frankrijk opgepikt, terwijl haar debuut ‘Blood Siren’ in 2019 internationaal goede recensies kreeg.
Toch zijn de tien songs en het gedicht die McCoy op haar tweede album zette een logisch vervolg op dat debuut, al zijn er accentverschillen tussen de twee.
In meeste de songs op ‘Blood Siren’ bestond de begeleiding
alleen uit piano, maar deze keer koos McCoy met haar vaste producers Renaud Letang en Chilly Gonzalez voor een geluid dat wordt bepaald door kille, onheilspellende elektronica. Die ondersteunt de songs echter eerder dan ze te overheersen, zodat McCoy’s indrukwekkende stem centraal staat in de door haar geschreven nummers.
Ze heeft een geluid zoals weinigen hebben: ze kan een toon indrukwekkend lang zuiver aanhouden, hem dan met een emotionele snik afbreken en daarna bijna meditatief verder zingen. Bovendien weet ze hoe ze krachtig moet uithalen, maar ook hoe ze moet fluisteren en flemen. Haar ingedubde koortjes zorgen bovendien voor invloeden uit soul en gospel.
McCoy’s soms sardonische stem contrasteert zo met de gevoelloze, vervreemdende elektronica en snijdt die aan flarden, net zoals ze de stilte in de muziek benadrukt door die te verbreken met haar piano als bemiddelaar.
In dat desolate decor zingt ze haar autobiografische, tijdens haar therapiesessies losgewoelde teksten over leven en liefde, verlangen en verlies, maar ook over herwonnen zelfacceptatie en zelfstandigheid.
McCoy maakte zo een minstens even sterk album als haar debuut, maar misschien nog wel sterker.