Rhino R2 726672/603497823680

overdaad

Het vierde deel van Joni Mitchell’s Archives begint in 1976 en loopt tot eind 1979, dus van haar zelfs voor haarzelf onverwachte deelname aan Bob Dylan’s Rolling Thunder Revue via liveoptredens uit haar eigen tournee kort daarna via haar klassieker ‘Hejira’, de overambitieuze en daardoor deels mislukte opvolger ‘Don Juan’s Reckless Daughter’ en het met muziek van jazzgrootheid Charles Mingus en gerenommeerde jazzmuzikanten opgenomen ‘Mingus’ naar Mitchell’s Amerikaanse tournee van september 1979 als sluitstuk.

Mitchell selecteerde 98 songs uit die periode en vulde zo zes cd’s: dat is er een meer dan deel III bevatte. Daaronder zijn maar liefst 73 liveopnamen, enkele aankondigingen van bv. folkie en Dylan-vriend Bob Neuwirth inbegrepen.

De andere nummers zijn het bij Gordon Lightfoot thuis opgenomen ‘Woman of Heart and Mind’, negen solodemo’s van Mitchell en twee vroege versies van songs voor ‘Hejira’, twee elementaire versies van nummers voor ‘Don Juan’s Reckless Daughter’, negen schetsen en alternatieve versies van stukken voor ‘Mingus’ en twee songs opgenomen tijdens repetities voor een tournee.

Deze jaren waren voor Mitchell’s artistieke ontwikkeling minstens net zo cruciaal als de periode die op deel III centraal stond:

van de melodisch complexe, maar live solo gespeelde nummers van ‘Hissing of Summer Lawns’, de met drummer John Guerin, bassist Max Bennett, toetsenist Victor Feldman, gitarist Robben Ford en saxofonist-fluitist David Luell op tournees jazzy gespeelde rockstukken en de complexe jazz van ‘Mingus’, soms gespeeld met Mingus-muzikanten, soms met door Mitchell geselecteerde musici als drummer Peter Erskine, congaspeler Don Alias, saxofonist Wayne Shorter en opnieuw bassist Jaco Pastorius (allen Weather Report). In haar tournee daarna speelde Mitchell met drummer-percussionist Don Alias, bassist Pastorius, fusion-toetsenist Lyle Mays, fusion-gitarist Pat Metheny en saxofonist Michael Brecker een mix van al deze stijlen in een set die sterk lijkt op die van haar reguliere livealbum ‘Shadows and Light’. 

Dat is ook het overheersende kenmerk van deze box: er is zoveel livemateriaal opgenomen dat herhaling het resultaat is. Natuurlijk is het interessant voor fans om ‘Jericho’ van drie coupletten te horen uitgroeien naar de uiteindelijke vier, maar vier verschillende versies van het tekstueel al even indrukwekkende ‘Coyote’ is wel veel.

Blijkbaar waren er echter van de opnames voor ‘Hejira’ niet meer demo’s en vroege versies over dan de elf die op cd 3 staan. Dat lijken er veel, maar acht ervan worden solo door Mitchell uitgevoerd en dat leidt tot eenvormigheid, terwijl dat album toch ook bekend staat om bv. Jaco Pastorius’ emotionele en virtuoze bas. Alleen op ‘Black Crow’, een vroege versie van ‘Refuge of the Roads’ en een van ‘Don Juan’s Reckless Daughter’(!) zijn anderen te horen: Chaka Khan zingt mee op het eerste, oudgedienden Tom Scott en Chuck Findley blazen mee op het tweede en percussioniste Bobbye Hall op het derde. Ook de destijds al door Mitchell als demo opgenomen songs ‘Talk to Me’ en ‘Dreamland’ zouden uiteindelijk niet op ‘Hejira’ staan, maar op ‘Don Juan’s Reckless Daughter’.

Dat laatste album levert nog een schameler resultaat op met twee alternatieve versies: een eerste soloversie op piano van het nummer dat ‘Paprika Plains’ zou worden en  een vroege, niet erg afwijkende mix van ‘Otis and Marlena’. Blijkbaar nam producer Henry Lewy andere repetities voor beide albums niet op of werden ze niet bewaard, maar juist die waren interessant geweest om de wordingsgeschiedenis van de uiteindelijk uitgebrachte songs te leren kennen.

Dat lukt wel bij de negen outtakes en alternatieve versies van stukken voor ‘Mingus’: ook in deze versies wint Mitchell’s vrije vorm het een aantal malen van een herkenbare melodie, al zijn ‘Sweet Sucker Dance’ en ‘A Chair in the Sky’ klassiek opbouwde jazzballads. Live voerde ze deze nummers overigens solo uit, zichzelf  begeleidend op akoestische gitaar of piano, overtuigd als ze was van haar muzikale koers.

Tot een synthese van deze invloeden en haar andere kwam het daarna echter niet, want hoewel ze sommige ervan opnam in haar setlist, sijpelde de vrije vorm ervan niet door in haar andere songs, ook niet op latere albums. Wel bleef de vriendschap tussen Mitchell en Shorter bestaan: hij speelde op al haar volgende albums in een of meer nummers zijn etherische, vrije solo’s.

Zo schetst dit vierde deel met teveel details een even fascinerend als fragmentarisch beeld van een continu op naar zichzelf zoek zijnde singer-songwriter die al doende het genre mede bepaalde.

Een opnieuw getranscribeerd gesprek tussen vriend en regisseur Cameron Crowe en Mitchell voegt weliswaar wat weetjes toe over haar belevenissen in die periode en soms over de inspiratie voor songs als ‘Song for Sharon’, ‘Refuge for the Road’ en ‘Furry Sings the Blues’, maar voor echt nieuwe inzichten is deze dialoog er te veel een van vrienden onderling. Bovendien moet Crowe Mitchell ook te vaak voorzetjes geven, misschien ten gevolge van blijvende schade veroorzaakt door haar hersenbloeding in 2015, hoe bewonderenswaardig haar gedeeltelijke herstel ook is. Zo blijft ook na 98 nummers veel een mysterie, net zoals Mitchell zelf.

***1/2

Eerdere berichten over Joni Mitchell vind je in de categorieën nieuws, rootsmuziek op radio, tv en internet, muziekboeken en muziekbladen.

Mijn recensie van ‘Joni Mitchell – Archives Volume 3, the Asylum Years (1972-1975)’ vind je in de categorie recensies singer-songwriter.