Wie houdt van popmuziek, heeft de eigenschap anderen te willen laten meegenieten van de schoonheid ervan. Dat kan uitmonden in eindeloos cd’s opzetten voor vrienden, gejaagd zoekend naar nèt dat nummer waarin al dat moois is samengebald – of erover schrijven, natuurlijk.
Daarachter zit de drang iedereen te willen overtuigen van het bijzondere karakter van akkoordenschema’s of metaforen. Echte liefhebbers leggen daarbij onvermijdelijk een onstuitbare bekeringsijver aan de dag: de muziek is niet alleen mooi, alle anderen moeten dat óók vinden.
Voor die aficionado’s zijn mooie tijden aangebroken: ondanks het geweeklaag van de majors dat er te weinig fast sellers uitkomen is de oogst groot, ook al komt die vaak van kleinere akkertjes. Er zijn immers meer labels dan ooit, die zich bijna alle richten op een specifiek genre. Zo kan bijna iedereen een persoonlijker selectie beluisteren dan voorheen.
Die labels zijn vaak klein en onafhankelijk, soms gedreven door een muzikant die eerst slechts de bedoeling had zijn eigen muziek uit te brengen en in het beste geval door mensen die van dromen leven.
Ze zijn weliswaar platenbazen, maar ze zijn vér verwijderd van de indrukwekkende kantoren dat de CEO’s van de conglomeraten bevolken, compleet met een antichambre en een waakzame secretaresse, die meer is aangenomen vanwege haar efficiency of uiterlijk dan vanwege haar voorliefde voor muziek.
Vanuit hun zolderkamer of garage zoeken die idealisten naar de op muziek gezette emotie die zij herkennen, en hun publiek ook. Als referentiepunt gebruiken ze slechts hun eigen verwachtingen en niet de verkoopprognoses.
Zij brengen cd’s uit die wereld móet horen, en niet om mooie winstcijfers aan de aandeelhouders te kunnen meedelen: vaak werken ze, alle releases bij elkaar opgeteld, nét kostendekkend, maar anderen vullen de verliezen aan met het loon van hun reguliere baan.
Toch hoor je ze nooit klagen over kelderende omzetten, en dat komt niet doordat kranten en tijdschriften aan deze labels weinig aandacht besteden, maar doordat ze zelf ook liefhebbers zijn, net als hun kopers, of erger nog.
Wie wél winstwaarschuwingen afgeven, zijn de grote platenlabels. De omzet loopt terug, de royalties die grote artiesten bedingen zijn te hoog, die grote artiesten komen niet met echte klappers en nieuwe acts die in één keer het grote publiek veroveren zijn niet voorhanden.
Die crisis is een heel probleem, helemaal omdat deze vermaaksgiganten het zichzelf allemaal hebben aangedaan. Bijna alle gerenommeerde labels zijn tegenwoordig van de grote vijf, die behalve cd’s ook speelfilms en computerspellen verkopen, en bovendien internetvermaak, al is de vraag wanneer dat laatste ooit wél gaat lukken.
Bij die multinationale leisure concerns staat winstmaximalisatie van de verschillende divisies voorop, vertaald in de bekende jaarlijkse targets. Daarom hebben Senior Management Executives en Artist & Repertoire Managers eerder een Master of Business Administration gehaald dan het diploma Algemene Muzikale Vorming, en daarom gaat hun hart vooral sneller kloppen bij iets wat marketable is.
Liever dan op hun muzikale gevoel te vertrouwen, wat in die kringen inderdáád geen garantie voor succes meer is, zoeken zij het in de uitkomsten van minutieus gedetailleerd marktonderzoek. Op basis daarvan bepalen ze hoe hun te contracteren artiesten moeten klinken. Als ze die niet kunnen vinden, creëren ze die acts zelf via talentenjachten, zang- en (vooral!) danslessen en de pitch control-knopjes van de 48-sporenstudio.
Een mooi voorbeeld hiervan is de soap rond Mariah Carey: eerst werd deze feil- en emotieloos toonladders op- en afroetsjende Chinese nachtegaal door EMI een moderner imago opgedrongen om een jonger publiek te bereiken. Toen die inderdaad overduidelijk career move niet aansloeg, gaf men Carey een gouden rotschop van 28 miljoen dollar, zonder haar zelfs maar te bedanken voor de diensten die zij de jaarverslagen in het verleden had bewezen.
Wie zo duidelijk geen visie heeft op het eigen product en in paniek achter trends aanholt, keert de crisis niet en zal alleen bij toeval scoren, maar vaker nog met lege handen staan.
Wonderlijk genoeg bewijzen juist die kleine labels dat het anders kan, en ook hóe: contracteer in wie je gelooft, help ze hun eígen vorm te vinden en promoot de cd als hij af is, ook al staat er geen nummer één op en valt hij misschien iets anders uit dan verwacht.
Als dat voor de majors allemaal te moeilijk is, laat ze de kleintjes dan maar helemaal vergeten. Anders kopen ze ze nog op om er goede sier mee te maken. Voordat iemand het beseft moeten die dan ook zwarte kwartaalcijfers produceren, en dat kunnen ze al net zo min als die big players.