Eigenzinnig en soulvol.
De tien tracks op Joan Wasser’s derde cd variëren van iets langer dan vier minuten tot 7:51. Daarom zal er wel nooit een op de radio te horen zijn, behalve misschien ‘s avonds of ’s nachts, als er toch niemand luistert.
Of veel mensen dus toevallig met Wasser en haar band zullen kennismaken, is daarmee niet eens meer een vraag en dat is jammer voor Wasser, maar ook voor die mensen. Op haar debuut Real Life (2006) en opvolger To Survive (2008) liet zij zich immers kennen als een sterke, hoogst persoonlijke singer-songwriter met een heel ander muzikaal idioom dan veel anderen.
Dat geldt onverminderd voor deze songs, waarin haar zang meer nog dan vorige keren in het middelpunt staat. Ze zijn dan ook zonder uitzondering melancholiek, hoewel Fred Cash Jr. – bas en Parker Kindred – drums regelmatig up-tempo spelen. Daaroverheen zorgen sfeerbepalende keyboards en gitaar voor sterk ingetogen accenten, nog geaccentueerd door Doug Wieselmans incidentele tenorsax of basklarinet, Tuvaanse keelzang, funky zwijmelende mannenkoortjes en vooral door Wassers zeer herkenbare zang. Wasser heeft namelijk een introspectieve aard én een stemgeluid waarvan spijt en verlangen integrale delen zijn. Zij zingt daarmee net zo intens over de condition humaine als over verliefdheid.
Vernoemd naar een door de ruimtetelescoop Hubble gefotografeerd, ver weg gelegen gedeelte van het heelal geeft deze cd zo opnieuw een verrassend inzicht in Wassers emoties.
****
Gepubliceerd op www.popmagazineheaven.nl bij Heaven no. 71, maart-april 2011/no.71