Poppoëzie.
Op haar vierde cd stelt Kris Delmhorst de vraag of popteksten poëzie zijn. Mrs. Foucault doet dat niet in lange polemische artikelen, zoals Nederlandse Dylan-exegeten jaarlijks rond de publicatie van de Nobelprijs-kandidaten, maar in twaalf natuurlijke songs.
Haar combinatie van vooral folk, country, blues en jazz oude stijl werd geïnspireerd door een aantal grote, meest Engelstalige dichters: Walt Whitman, e e cummings en George Elliot, maar ook Hermann Broch en Jalaluddin Rami. Soms zette Delmhorst een gedicht op muziek, zoals Lord Byron’s sfeervolle countryballad We’ll Go No More A-Roving, maar vaker schreef ze vanuit die poëzie eigen teksten.
In het boekje staan naast haar teksten ook steeds de betreffende gedichten of fragmenten. Beter dan in een lang essay toont ze zo de invloed van poëzie helder en onnadrukkelijk aan. Het tweetal op Broch’s The Death Of Virgil geïnspireerde nummers is daarvoor exemplarisch: in het dreigende titelnummer ondersteunt een statig resonerende contrabas Virgil’s raadselachtige, door Delmhorst smachtend bezongen visioenen. In het erop volgende The Drop & The Dream bezingt ze desolaat hoe de mens niet anders kan dan proberen en falen, waarbij de intiem gehouden muziek de conclusie versterkt dat dat niet erg is.
Delmhorsts wat schorre, slepende en vaak jazzy getimede zang zorgen samen met de sterke melodieën en het organische spel voor een volwaardige mix van poëzie en muziek. Dat in opener Galuppi Baldessare en in slotnummer Everything Is Music de muziek zelf het onderwerp is, wordt daarmee oorzaak én gevolg.
****