Anne Watts en de andere leden van Boister spelen stemmige, onvoorspelbare popmuziek in een bezetting van bas, drums, gitaar of banjo, basklarinet, trombone en de piano of accordeon van zangeres Watts.
De veertien songs hebben onvoorspelbare hoeken omslaande melodieën met blazers die even makkelijk stemmige lijnen spelen als felle dissonanten en net zo vaak statige ritmes als felle, door opzwepende drums bepaalde. Daaroverheen zingt Watts soms lieflijk, maar soms blaast ze met een gekromde rug en overeind staande haren haar poëtische teksten door de boxen.
Invloeden uit folk en jazz maken het een boeiende mix, die logisch is in zijn afwisseling. Dat komt doordat de instrumenten altijd spelen in dienst van de nummers, hoe grillig die ook op het eerste gehoor ook lijkt, en doordat Watts in die songs heerseres en meesteres is, al zingt zij soms met een geheel eigen klankkleur.