De blues meester.

Op zijn achtste reguliere album verandert Keb’ Mo’ niets aan zijn inmiddels vervolmaakte stijl. Zijn muziek is als altijd weliswaar door traditionele blues beïnvloed, maar hij versmelt die in twaalf meestal solo door hem geschreven songs met elementen uit gospel, jazz en folk.

Kevin Moore wordt daardoor, maar ook door het veelal ontbreken van viriele solo’s op elektrische gitaar, door veel bluesfanaten afgedaan als iemand die zijn ziel succesvol aan de duivel heeft verkocht. Dat deed zijn grote voorbeeld Robert Johnson overigens destijds ook al.

In ruil daarvoor ontving Mo’ het talent om prachtig lopende melodieën te schrijven en teksten die een persoonlijke invulling geven aan aloude bluesthema’s. Ook kreeg hij een mooie stem met een schor randje om ze overtuigend te zingen. Verder leent de top van de Amerikaanse sessiemusici zich ook nog eens keer op keer voor zijn verleidelijke songs en is de productie, deze keer opnieuw door veteraan John Porter, steevast kraakhelder.

Kunde en spelplezier druipen dan ook af van twaalf boeiende songs, die variëren van een solo gespeelde akoestische ballad tot gospel met Jon Cleary’s Caribische piano en van elektrische Chicagoblues tot jazzy swing met blazers en een omfloerst orgel. Mo’ kreeg al drie keer Grammies voor het beste eigentijdse bluesalbum, terwijl Martin Scorcese in zijn serie The Blues een alternatieve verzamelaar aan hem wijdde. Zijn nieuwe cd zou deze bevlogen vakman met afstand zijn vierde beeldje moeten opleveren.

***1/2

Gepubliceerd in popmagazine Heaven no. 467, januari-februari 2007/no. 1