Zanger-gitarist blies in de jaren zeventig het stuurloze Fleetwood Mac nieuwe leven in met Stevie Nicks, wier heksenstem medebepalend werd voor de sound.

Buckingham was echter minstens net zo belangrijk, zo niet belangrijker. Niks en Christine McVie waren weliswaar minstens net zulke goede songschrijvers, zo niet betere, maar Buckingham was grilliger en daagde de vier andere groepsleden daarmee muzikaal uit.

Hij was echter daarmee dus ook onvoorstelbaar en dat leidde ook tot nog altijd enigszins onbegrijpelijke nummers als bijvoorbeeld het titelnummer van Tusk, dat ondanks de chaotische versnippering op de achtste plaats van de Amerikaanse hitlijst terechtkwam.

Het is Buckingham’s tragiek, dat hij nog altijd wordt geassocieerd met Fleetwood Mac, hoewel hij in september zijn zesde soloalbum uitbrengt.

Daarover praat hij, maar ook over de tegenstelling tussen zijn solo-cd’s en zijn werk met Fleetwood Mac, dat hij blijkens zijn toch minstens enigszins cynische uitlatingen ook inderdaad als werk ziet.

Dit interview komt min of meer tegelijkertijd met het door Buckingham en Nicks niet ontkende bewering dat Fleetwood Mac wel weer eens de studio in zou kunnen duiken en op tournee zou kunnen gaan:

www.billboard.com/#/news/lindsey-buckingham-on-solo-work-the-mac-1005330702.story