Wie houdt van popmuziek, heeft de eigenschap anderen te willen laten meegenieten van de schoonheid ervan. Dat kan uitmonden in eindeloos cd’s opzetten voor vrienden, gejaagd zoekend naar nèt dat nummer waarin al dat moois is samengebald – of erover schrijven, natuurlijk.
Daarachter zit de drang iedereen te willen overtuigen van het bijzondere karakter van akkoordenschema’s of metaforen. Echte liefhebbers leggen daarbij onvermijdelijk een onstuitbare bekeringsijver aan de dag: de muziek is niet alleen mooi, alle anderen moeten dat óók vinden.
Voor die aficionado’s zijn mooie tijden aangebroken: meer dan ooit zijn in cd-zaken rekken te vinden met midprice-cd’s, overstock-voorraden en echte uitverkoopjes, soms zelfs al voor de deur.
Echte liefhebbers laten zich deze bakken nooit ontgaan, hoewel ze bij voorbaat weten dat de eraan bestede tijd negen van de tien keer verspild is. Wat erin staat hebben ze immers al, of is de moeite van het weggooien nog niet waard. Hoe zo’n rek ooit leeg moet raken, is een vraagstuk dat juist de popfan daarom niet kan oplossen: wie zit te wachten op de Pan Pipes Play the Beatles, Volume 2 en dergelijke buitenkansjes meer? Altijd weer zijn het op zulke cd’s juist de grootste hits, een begrip waar overigens in de praktijk geen auteursrecht op blijkt te rusten. Je vraagt je af voor wie dit soort troep wordt gemaakt, maar vooral of de samenstellers van dit soort zwendel aan een ander durven vertellen wat voor werk ze doen: “Ik? Ik zet mensen af voor mijn brood.”
Het enige nut van dit soort aanbiedingen is, dat je zo eenvoudig de zaken kunt selecteren waar je nog naar binnen gaat: een bak buiten betekent ‘doorlopen’, en op die manier spaar je anders verkwiste tijd.
De echt verslaafden kunnen het doorploegen van dergelijke rekken echter tóch niet laten. Elke keer opnieuw hollen hun vingertoppen over de doosjes, op zoek naar die ene goudkorrel tussen de kiezels. Statistisch gezien is een andere beroepskeus verstandiger, maar inderdaad, soms vindt een goudzoeker goud. Juist omdat dat zelden voorkomt, is het een heerlijk gevoel: tegen de kansberekening in heb je gewonnen, je eigenwijsheid is beloond en dat maakt de muziek op die cd nog mooier dan ze al was.
Niets vinden is trouwens ook niet erg, want je wist al dat er niets te vinden was, en daarom is de laatste mogelijkheid de ergste: het is een prachtplaat die iedereen allang gekocht zou moeten hebben en ze is zwaar afgeprijsd, maar je hebt haar al.
Dat doet zeer, een van je favorieten zo afgedankt te zien, in een vijandige omgeving van Aromatherapy: Soothing Music, Happy Hardcore en terecht vergeten One Hit Wonders. Bevangen door mededogen en woede hoor je, als je goed luistert, een wanhopig lied: Take Me Home And Unwrap Me.
Verstandige grote mensen weerstaan zo’n verleiding natuurlijk moeiteloos. Een belofte die in een openbare gelegenheid bij gedempt licht aan een vreemde wordt gedaan, kan tot grote problemen leiden, dat is bekend. De liefhebber echter wikt en weegt, heimelijk op zoek naar een excuus om te zeggen: “Ja, ga maar mee. Ik zal van je houden en voor je zorgen, al heb ik er al een.”
Soms draai je je om en overwint het verstand, maar het komt regelmatig voor, dat je tegen alle redelijkheid in valt voor de jou zo bekende schoonheid. Ze is te mooi, ze hoort daar niet: een dakloze verschoppelinge van betere komaf die op dansschoentjes staat te rillen in een kapotte jas achter het Centraal Station, schichtig om zich heen kijkend.
Haar meesmokkelen kost weinig moeite, tenslotte past ze in de zak van je jas, maar thuis wacht die andere, net zo mooi, die jou wèl trouw is. Je kunt die twee toch moeilijk naast elkaar zetten en verwachten dat ze het samen kunnen vinden, zeggend: “Nee hoor, heus, ze blijft maar even!”
Dan begint het grote zoeken naar vervangend onderdak: tussen neus en lippen door wordt ze toevertrouwd aan een vriend van jaren, zo nonchalant mogelijk, met de verzekering dat hij haar terug mag geven als ze niet bevalt. Vaak kómt ze terug. Haar schoonheid werd niet herkend: bij daglicht bleek ze een vale verschijning en ze had hem niets te zeggen bovendien.
Ten einde raad wordt ze dan verpakt in het mooiste papier en cadeau gegeven. Daar mag die schoonheid dan vast wel in de kast staan en misschien, als ze haar leren kennen, begrijpen ze wel hoe mooi ze is.
Geplaatst in Heaven 16, januari-februari 2002/no. 1