Gelaagde pop.
Voor de tweede keer bundelt het echtpaar Steve Tannen en Deb Talan de krachten in een groep die vooral uit henzelf bestaat. Daarvoor bracht Tannen al twee solo-cd’s uit vol melancholieke popmuziek en Talan drie. Thuis opgenomen en vaak live ingespeeld verrieden die nummers vrijwel steeds hun gevoel voor natuurlijke melodieën en mooie zangharmonieën zonder modieus effectbejag.
Deze dertien nummers zijn een logisch vervolg op hun destijds slechts acht nummers tellende groepsdebuut uit 2003. Meestal zingt Talan en kruipt Tannen daar met zijn tweede stem dicht tegenaan, al doet hij ook drie keer de leadzang. Al overtuigen de door Tannen gezongen nummers, in Talans stem klinkt duidelijk meer mysterie door, wat haar teksten een extra laag geeft. Die contrasteren vaak met de verzorgde pop met rootsy accenten, want het paar tapt nog uit andere vaatjes dan liefde en verlangen: Tannen’s doodswens, maar ook populariteit door zelfverraad, de eenzaamheid achter de maatschappelijke façade of het contrast tussen de tv en de werkelijkheid van alledag.
Samengevat klinken deze onderwerpen zo als gruwelijke clichés, maar the Weepies geven hun anekdotische teksten juist door een onnadrukkelijke toon een universele lading. Hun New Yorks klinkende folkpop doet denken aan de inmiddels alweer vergeten Shawn Colvin, al is de muziek iets elektrischer georiënteerd. The Weepies verdienen een beter lot dan deze artieste, al werd die althans ontdekt voordat ze werd vergeten.
***1/2